Terug

Lopende onderzoeksaanvragen 2020

2020

Early@home, telemonitoring voor herstellende COVID-19 patiënten uitklapper, klik om te openen

Een opname voor COVID-19 is soms nodig. Het kan echter heel vervelend zijn voor patiënten om lang en in isolatie opgenomen te liggen in het ziekenhuis. We weten dat patiënten vaak prettiger herstellen in een bekende omgeving. We willen daarom onderzoeken of patiënten die herstellen van COVID-19 eerder naar huis kunnen gaan. Dit wordt gedaan onder verantwoordelijkheid van het ziekenhuis. De patiënt voert tijdens het vervroegde ontslag zelf drie keer per dag symptomen, zuurstof en temperatuur in via een app. Daarnaast wordt er 1x per dag gebeld vanuit het ziekenhuis. Als de patiënt voldoende is hersteld, wordt hij of zij ontslagen van ziekenhuiszorg en wordt de zorg weer overgedragen aan de huisarts. We verwachten hiermee het aantal opgenomen dagen in het ziekenhuis te kunnen verminderen voor patiënten met COVID-19.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Harriët van Goor, arts-onderzoeker UMCU, H.M.R.vanGoor-3@umcutrecht.nl.

De epidemiologie, diagnostiek en behandeling van chronische galbulten in de eerste lijn uitklapper, klik om te openen

Chronische galbulten (Netelroos) komen veel voor. Patiënten kunnen zeer veel last hebben van jeuk, wat tot grote beperkingen in het dagelijks leven kan leiden.  De meeste patiënten worden in de huisartsenpraktijk behandeld voor hun galbulten. Een klein deel wordt, wanneer er onvoldoende verbetering is, doorverwezen naar een medisch specialist (dermatoloog/allergoloog). De oorzaak van deze aandoening en waarom bepaalde geneesmiddelen wel of niet helpen is nog onvoldoende begrepen. De meeste onderzoekdata komen uit onderzoeken met patiënten die verwezen zijn naar de universitaire ziekenhuizen. Daardoor weten we van de grootste groep patiënten, namelijk de patiënten die door de huisarts worden behandeld, nog onvoldoende over deze aandoening. Door de hele groep te analyseren t.a.v. het ziektebeloop, de diagnostiek en het effect van behandeling, hopen wij meer inzichten te krijgen in deze aandoening en hiermee de behandeling te verbeteren.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met dr. Heike Rockmann, afdeling dermatologie/allergologie UMC Utrecht

IMITHOT-studie een gerandomiseerd onderzoek naar de rol van het microbioom in het ontstaan van auto-immuun hypothyreoïdie uitklapper, klik om te openen

Bij de ziekte van Hashimoto richt het eigen afweersysteem zich tegen schildkliercellen. Als gevolg hiervan gaan de cellen kapot en ontstaat er een hypothyreoïdie. Ook wel een  traag werkende schildklier genoemd. Hierdoor kunnen er allerlei klachten ontstaan. De huidige behandeling bestaat uit tabletten die het te kort aan schildklierhormoon aanvullen. Beter bekend als levothyroxine. Met dit medicijn wordt echter niet de onderliggende oorzaak aangepakt.
Recent onderzoek laat zien dat bij er bij  patiënten met Hashimoto sprake is van een verstoring in de samenstelling van de darmflora. Door te veel ‘slechte’ darmbacteriën kan het evenwicht in de darm verstoord raken. Hierdoor wordt het afweersysteem onnodig aangezet en worden de schildkliercellen afgebroken. In het Amsterdam UMC (locatie AMC) wordt onderzocht of het veranderen van de samenstelling van de darmflora langdurig goede effecten heeft op de nog resterende functie van de schildklier. Op deze manier kan er wellicht voorkómen worden dat iemand levothyroxine nodig heeft. Dit onderzoek heet de IMITHOT-studie. De uitkomst van de studie kan grote invloed hebben op de toekomstige behandeling van patiënten met trage schildklierfunctie. Hierbij kan je denken aan een behandeling  met een nieuw soort probiotica-drankje. Gedurende het onderzoek wordt er in totaal driemaal een poeptransplantatie toegediend. Dit met tussenpozen van acht weken. Hiervoor wordt er een dun slangetje via de neus tot in de dunne darm ingebracht. De deelnemers worden geloot in één van de twee behandelgroepen. De ene groep krijgt een poeptransplantatie van een gezonde donor en de andere groep krijgt een poeptransplantatie met eigen ontlasting. Recent is door ons een onderzoek gepubliceerd naar de rol van poeptransplantaties bij mensen die net de diagnose diabetes type 1 hebben gekregen. Hieruit bleek dat in beide behandelgroepen (dus zowel een poeptransplantatie van een donor, als van eigen ontlasting), de insulineproductie een jaar lang stabiel bleef. Zonder de poeptransplantaties zou dit alleen maar achteruit zijn gegaan. Daarom is de groep die eigen ontlasting toegediend krijgt geen placebogroep. Voor de IMITHOT-studie komen patiënten in aanmerking waarbij er kortgeleden in het bloed werd gezien dat het TSH (schildklier stimulerend hormoon) te hoog is. Hierbij moet er nog wel voldoende schildklierhormoon (FT4) aanwezig zijn. Ook moeten de antistoffen (anti-TPO) aanwezig zijn. Het onderzoek richt zich specifiek op deze groep patiënten. Bij deze groep is er nog niet zoveel schade van de schildklier dat er gestart moet worden met levothyroxine.
Het onderzoek loopt nog tot en met 2022.
Voor meer informatie of aanmelden voor het onderzoek kunt u een mail sturen naar A. Fenneman.

Passend voorschrijven – Stoppen van preventieve medicatie bij patiënten met een levensverwachting van minder dan een jaar uitklapper, klik om te openen

Gedurende de laatste fase van het leven is het gebruik van sommige medicatie niet langer zinvol omdat de oorspronkelijke indicatie niet meer aanwezig is, of omdat de werking van het geneesmiddel de levensverwachting overschrijdt. Doorgaan met deze medicatie weegt dan voor de patiënt niet meer op tegen mogelijke bijwerkingen, de kosten en de belasting van het innemen van de medicatie. Bovendien wordt de patiënt op deze manier niet behandeld volgens het centrale doel van zorg in de palliatieve levensfase: het optimaliseren van de kwaliteit van leven. In samenwerking met verpleegkundig specialisten, huisartsen en apothekers streven we ernaar patiënten met een levensverwachting van minder dan een jaar tijdig te identificeren. Vervolgens zal de verpleegkundig specialist met deze patiënten in gesprek gaan om gezamenlijk een nieuw medicatieplan te maken. Met de gegevens van de JHN database kunnen we een goede inschatting maken van hoe en hoe vaak er in het afgelopen jaar dergelijke gesprekken zijn gevoerd met patiënten om de medicatie te stoppen. Hiermee kunnen we dan de resultaten van ons onderzoek vergelijken waarin we middels een nieuwe strategie patiënten in de laatste levensfase eerder willen identificeren en gesprekken mee aan gaan over onder andere hun medicatie. De studie heeft een looptijd van 2 jaar (juli 2020-2022).
Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met: Dr. Ir. FH van der Baan

CovidSat@Home: ‘Een gerandomiseerde, gecontroleerde studie naar de haalbaarheid en veiligheid van thuismonitoring van (vermoedelijke) COVID-19 patiënten met een cardiovasculair risicoprofiel of cardiovasculaire ziekte middels pulseoximetrie’ uitklapper, klik om te openen

Op dit moment worden patiënten met matige tot ernstige klachten van (vermoedelijk) Covid-19 nauwgezet door de huisarts gevolgd via telefonische consulten. Het herkennen van een achteruitgang van de conditie is lastig omdat patiënten hier niet altijd typische klachten van ervaren. Het thuis meten van het zuurstofgehalte in het bloed met een apparaat dat op de vinger geplaatst wordt kan wellicht voordeel bieden door snellere herkenning van de verslechterde conditie die mogelijk ziekenhuisopname noodzakelijk maakt. Aangezien patiënten met (verhoogd risico op) hart- en vaatziekten een hoger risico lopen op een afwijkend beloop, richt deze studie zich op deze patiëntengroep.
Doel: Onderzoeken of het thuis meten van de zuurstofsaturatie bovenop gebruikelijke huisartsenzorg bij patiënten met (verhoogd risico op) hart- en vaatziekten die zich in de huisartspraktijk presenteren met matig-ernstige klachten van (vermoedelijk) COVID-19 haalbaar en veilig is in vergelijking met de gebruikelijke huisartsenzorg.
Methoden: Middels loting worden 50 patiënten toegewezen aan ofwel 1) gebruikelijke huisartsenzorg + het gedurende 2 weken thuis meten van zuurstofsaturatie en hartslagfrequentie middels pulseoximeter (= interventie), ofwel 2) gebruikelijke huisartsenzorg (= controle). Aan het einde van de studie (na 45 dagen) worden patiënten uit de interventiegroep middels een telefonisch interview gevraagd naar de ervaringen en het gebruik van de nieuwe interventie. Daarnaast zullen we huisartsen interviewen om inzicht te krijgen in hun ervaringen.
Verwachte uitkomsten:Gegevens over haalbaarheid, veiligheid en ervaringen van patiënten en huisartsen over toepassing van thuis meten van de zuurstofsaturatie bovenop gebruikelijke huisartsenzorg bij patiënten met (verhoogd risico op) hart- en vaatziekten die zich in de huisartspraktijk presenteren met matig-ernstige klachten van (vermoedelijk) COVID-19
Looptijd project: November 2020 – December 2021
Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met: D. Zwart.

Het gebruik van onbedoeld bloeddrukverhogende medicatie bij de algemene bevolking uitklapper, klik om te openen

Verhoogde of hoge bloeddruk (d.w.z. hypertensie) is een wereldwijd veel voorkomende aandoening. Een hoge bloeddruk kan veel gezondheidsproblemen veroorzaken en houdt verband met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en is een belangrijke oorzaak van vroegtijdige sterfte. Hoge bloeddruk kan d.m.v. leefstijlaanpassingen en medicatie (antihypertensiva) verholpen worden. Het is echter aangetoond dat een meerderheid van de hypertensieve patiënten geen normale bloeddruk bereikt, zelfs ondanks gebruik van 3 of meer antihypertensiva. Meerdere op elkaar inwerkende leefstijlfactoren en aandoeningen (zoals diabetes of chronische nierziekte) kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hypertensie, waarbij gebruikte medicatie onbedoeld de bloeddruk kan verhogen. Het effect van de meest gebruikte, niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s) is eerder onderzocht, maar andere medicatie die mogelijk kan bijdragen aan het verhogen van de bloeddruk heeft weinig aandacht gekregen.  
Doel: Het doel van het onderzoek is dan ook om de relatie te onderzoeken tussen potentieel bloeddrukverhogende medicatie en de bloeddruk bij de algemene populatie en de populatie die naar het ziekenhuis wordt verwezen vanwege een cardiovasculaire aandoening. De verwachting is dat de meerderheid van de gebruikers vrouwelijk en ouder zal zijn. Ook zal de verwachting zijn dat gelijktijdig gebruik van medicatie veel voorkomt. Ook is de verwachting dat er een significant effect op de bloeddruk te zien is tussen gebruikers en niet-gebruikers. De data die hiervoor gebruikt wordt, komt uit de JHN-database en de verwachting is dat deze data een representatieve steekproef zal zijn en de geschatte effecten kunnen worden gegeneraliseerd naar de Nederlandse bevolking.
Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Michiel L. Bots 

Eerstelijnsonderzoek naar de gevolgen van COVID-19 (PROCOVID-19) uitklapper, klik om te openen

COVID-19 is een pandemie met grote maatschappelijke, economische en gezondheidszorg gerelateerde gevolgen. Uit onderzoek blijkt dat patiënten die vanwege COVID-19 in een ziekenhuis opgenomen zijn geweest, langdurig lichamelijke en psychische klachten kunnen ervaren. Op dit moment is er onvoldoende bekend over de lange termijn gevolgen van COVID-19 infecties bij patiënten die door de huisarts zijn behandeld.
Het doel van de PRO-COVID-19 studie is uitzoeken wat de lichamelijke en psychische gevolgen zijn in de 12 maanden volgend op meer ernstige COVID-19 luchtweginfecties bij patiënten die behandeld zijn door de huisarts. Dit wordt vergeleken met gevolgen van meer ernstige luchtweginfecties door een andere oorzaak dan COVID-19. Dit is van belang om beter in te kunnen schatten voor welke aspecten huisartsen aandacht moeten hebben en hoe patiënten die herstellen van COVID-19 kunnen worden ondersteund.
Patiënten met meer ernstige luchtweginfecties van minimaal 18 jaar oud, die tussen 1 maart en 1 juni in de huisartsenpraktijk werden behandeld, kunnen deelnemen. Nadat door de deelnemer toestemming is gegeven, wordt een afspraak gemaakt om eenmalig 1 buisje bloed van 10 ml af te nemen. Dit is nodig om te kunnen onderzoeken of antistoffen tegen COVID-19 zijn aangemaakt.
Meedoen duurt in totaal maximaal 10 maanden. Elke drie maanden vullen de deelnemers vragenlijsten in over o.a. de gezondheidssituatie (zowel lichamelijk als psychisch) en medicatiegebruik, kwaliteit van leven, dagelijkse activiteiten en mogelijkheden om in te spannen. Verder verzamelen we data uit de medische dossiers van de deelnemers over o.a. contacten met de huisartsenpraktijk, de klachten, aanvullend onderzoek voor mogelijke COVID-19 gerelateerde klachten (bijv. hoesten, kortademigheid en pijn op de borst), gebruik van medicatie, doorverwijzing naar andere zorgverleners en sterfte.
Bij vragen over het onderzoek kan contact worden opgenomen met Infectieziekten HAG van het Julius Centrum:  
pro-covid@umcutrecht.nl 

Impact COVID-19 pandemie op incidentie, antibioticavoorschriften, complicaties en verwijzingen van veelvoorkomende infectieziekten in de 1ste lijn. uitklapper, klik om te openen

Impact COVID-19 pandemie op incidentie, antibioticavoorschriften, complicaties en verwijzingen van veelvoorkomende infectieziekten in de 1ste lijn.
De COVID-19 pandemie heeft in Nederland grote gevolgen voor de huisartsenzorg. Door de ziekte zelf, maar ook door de maatregelen die zijn genomen. We kijken in dit onderzoek naar de invloed die deze veranderingen hebben gehad op veel voorkomende infectieziekten in de huisartsenpraktijk. Dit zijn bijvoorbeeld luchtweginfecties, urineweginfecties en huidinfecties. We brengen in kaart hoe vaak patiënten met infecties naar de huisarts kwamen tijdens de pandemie vergeleken met het jaar ervoor. We analyseren ook verschillen in manieren van contact, antibioticagebruik, complicaties en verwijzing.
Bij vragen over het onderzoek kan contact worden opgenomen met Infectieziekten HAG van het Julius Centrum:
Alma van de Pol & Alike van der Velden 

Complicaties van COVID-19 bij poliklinische patiënten uitklapper, klik om te openen

Tijdens de piek van de COVID-19 (‘corona’) pandemie in Nederland in maart 2020 werd al snel duidelijk dat bij patiënten op de intensive care vaak ernstige complicaties zoals hart- en vaatziekten (waaronder trombose, beroerte, hartinfarct en boezemfibrilleren) voorkwamen. Deze complicaties dragen bij aan het hoge sterftecijfer van COVID-19 onder intensive care patiënten. Het is op dit moment onbekend of patiënten die na een ziekenhuisopname voor COVID-19 naar huis zijn ontslagen of helemaal nooit opgenomen zijn geweest, hetzelfde risico lopen op ernstige complicaties van COVID-19.
Doel en methoden: Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het aantal complicaties (hart- en vaatziekten, ziekenhuis (her)opname en sterfte) en de risicofactoren hiervoor bij patiënten die zijn ontslagen uit het ziekenhuis na een opname voor COVID-19 en bij patiënten die thuis COVID-19 hebben doorgemaakt. Dit onderzoek wordt uitgevoerd middels database onderzoek van huisartsen- en van ziekenhuisgegevens uit COVID-19 registraties.
Looptijd project: 6 maanden
Bij vragen over het onderzoek kan contact worden opgenomen met Geert-Jan Geersing.

Therapeutische vertraging bij de behandeling van hypercholesterolemie uitklapper, klik om te openen

Een te hoog cholesterolgehalte is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekte. Voor patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekte is het van belang het cholesterol te verlagen door een gezonde leefstijl en/of medicatie. De huisarts speelt hierin een belangrijke rol. Uit onderzoek blijkt dat het bij veel patiënten niet lukt om het cholesterol voldoende te verlagen. Eén van de redenen hiervoor kan zijn dat de huisarts medicatie niet aanpast als dit nodig is (medicatie wordt niet gestart, niet opgehoogd of niet vervangen door een sterker middel). Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen waarmee dit gebrek aan medicatieaanpassingen samenhangt. Kenmerken die we onderzoeken zijn onder andere leeftijd en geslacht van de patiënt, rookstatus, overgewicht, medische voorgeschiedenis, aantal cholesterolpillen en deelname in een ketenzorgprogramma voor hart- en vaatziekte of diabetes. Met de resultaten van dit onderzoek kunnen we de zorg voor patiënten met een te hoog cholesterol gericht verbeteren. 
Voor dit onderzoek maken we gebruik van JHN-data van de deelnemende Utrechtse huisartsenpraktijken die data hebben aangeleverd tussen December 2017 en Augustus 2019. De analyses en rapportage van het onderzoek vinden plaats in 2020. 
Bij vragen over het onderzoek kan contact worden opgenomen met Monika Hollander.

De impact van een geïnformeerde toestemmingsprocedure binnen een niet-invasieve studie voor kwetsbare ouderen in onze samenleving uitklapper, klik om te openen

Achtergrond: Met de snel vergrijzende bevolking wordt steeds meer beroep gedaan op de klinische zorg. Literatuur geeft aan dat ouderen routinematig worden uitgesloten van klinische onderzoeken, wat betekent dat onderzoekspopulaties niet altijd representatief zijn voor de beoogde doelgroep. Een mogelijke barrière voor deelname is een toestemmingsprocedure.
Interventie: Een proactief zorgprogramma om het dagelijks functioneren van ouderen te behouden, werd geëvalueerd in een grote studie (N = 3092). Hierbij werden significante resultaten gevonden maar bleef de klinische relevantie onduidelijk. De onderzoekers suggereerden dat relatief veel “jonge”, gezonde en hoogopgeleide ouderen deelnamen, en dat juist de kwetsbare groep ouderen niet geïncludeerd was. De gemiddelde leeftijd was 74 jaar en 60% van de ouderen had bij aanvang van het onderzoek geen beperking in het dagelijks functioneren en 40% van alle gevraagde ouderen gaven toestemming. Een recent uitgevoerd onderzoek naar het inmiddels geïmplementeerde ouderenzorgprogramma liet zien dat de deelnemers gemiddeld zes jaar ouder waren (gemiddelde leeftijd van 80 jaar) dan de deelnemers aan de trial.
Methode: Doelstelling van dit onderzoek is om de programma resultaten van destijds (de trial met alleen patiënten die toestemming gaven) te vergelijken met de huisartspraktijken (die meededen als ook niet meededen met het programma) waarbij alle ouderen meedoen. Er wordt specifiek gekeken naar zorgconsumptie uitkomsten zoals ziekenhuisopnamen, huisarts en spoedeisende hulp visites, en mortaliteit (aspecten die standaard worden verzameld binnen het Julius Huisartsen Netwerk data).
Verwacht wordt dat op huisartsenpraktijkniveau verschillen te zien zijn in zorgconsumptie tussen de deelnemende trial praktijken en de niet deelnemende praktijken. Het project loopt van mei 2020 tot en met sept 2020.
Hoofdaanvrager is dr. Nienke Bleijenberg, onderzoeker en contact persoon is drs. Linda Smit.

De weg naar primaire preventie van dementie uitklapper, klik om te openen

Het hele traject van risicofactor tot aan dementie wordt onderzocht binnen het Netherlands Consortium of Dementia Cohorts (NCDC). Er zijn veel oorzaken voor het ontstaan van Alzheimer. Zowel aanleg- als omgevingsfactoren zorgen voor het ontsporen van processen in de hersenen, totdat er uiteindelijk sprake is van dementie. Een proces die meestal 20 tot 30 jaar duurt. Maar ook al voor die tijd spelen risicofactoren een rol, zoals hoge bloeddruk of ongezonde voeding. Het doel van dit onderzoek is dan ook om aangrijpingspunten te vinden voor het voorkómen van dementie. Er zijn daarbij twee punten waar we ons specifiek op richten: de neerslag van het alzheimer-eiwit amyloid en de schade aan bloedvaten in de hersenen. Bij dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van gegevens uit een bestaand onderzoek, SMART, waarin een grote groep gezonde mensen gedurende langere tijd wordt gevolgd, om zo risicofactoren voor ziekte te ontdekken. Van deze deelnemers vragen wij gegevens op bij de huisarts, bijvoorbeeld over de diagnose dementia en verschillende risicofactoren. Daarmee kunnen we onderzoeken wat risicofactoren zijn voor dementie en hoeveel elk risicofactor bijdraagt aan het ontstaan van dementie. Dit vertalen we in praktische adviezen voor patiënten en mantelzorgers.
Bij vragen kunt u contact opnemen met SMART-MR hoofdonderzoeker Dr. Mirjam Geerlings.

Behandeling van aderontsteking (tromboflebitis) gebaseerd op individuele risicoprofielen uitklapper, klik om te openen

Achtergrond: Tromboflebitis is een ontsteking van een oppervlakkige ader veroorzaakt door een klein stolsel in deze ader. Dit is te herkennen aan een gezwollen en pijnlijke rode streng, meestal op het been. De aandoening valt onder dezelfde groep diagnoses waar trombose ook onder valt. Meestal is een tromboflebitis goedaardig en gaat deze vanzelf over. Hier is dan geen behandeling voor nodig. Bij sommige patiënten kan er ten gevolge van de oppervlakkige aderontsteking een diepe trombose van het been optreden of zelfs een longembolie (een stolsel in de bloedvaten van de long). Andere patiënten kunnen langdurige pijnklachten ervaren of last hebben van terugkerende aderontstekingen. Het is belangrijk om deze groepen patiënten snel te behandelen. Op dit moment zijn de richtlijnen van de huisarts niet duidelijk in wie er wel of wie er niet behandeld moet worden voor tromboflebitis.
Doel: Het doel van deze studie is om te voorspellen welke patiënten met een aderontsteking kans hebben op:
- een diepe trombose van het been of een longembolie;
- op langdurige klachten;
- op terugkerende aderontstekingen.
Methoden: Voor dit onderzoek worden gegevens verzameld van patiënten uit de gehele JHN database die ooit een tromboflebitis hebben doorgemaakt. Door het onderzoeken van risicofactoren wordt er een model gemaakt, , wat de huisarts kan gebruiken om het risicoprofiel te bepalen van een patiënt met een aderontsteking. Met dit risicoprofiel kan de huisarts een afweging maken of het nodig is om te starten met een behandeling of dat het beter is om af te wachten tot de aderontsteking vanzelf over gaat.
Looptijd project: vanaf juli 2020, einddatum nog onbekend
Contactgegevens: Dr. G.J. Geersing en/of  F.S. van Royen 

SUCCESS studie: geïndiceerde preventie bij vrouwelijke rokers uitklapper, klik om te openen

Roken is oorzaak nummer 1 voor het ontstaan van kanker. Ieder jaar gaan zo’n 480.000 vrouwen van 30-60 jaar naar de huisarts voor een uitstrijkje, voor de vroege opsporing van baarmoederhalskanker. In deze leeftijdsgroep is ongeveer 20% roker. Minder dan een derde van de rokers krijgt stopadvies of stophulp van de huisarts, zeker als ze nog geen ziekten of klachten hebben door roken. Het bezoek voor het uitstrijkje kan bij deze vrouwen gebruikt worden om de rookstatus vast te leggen en de stopadvies op maat te geven door de relatie te leggen tussen stoppen met roken en het verlagen van de kans op kanker. Zo’n advies op maat blijkt effectiever dan algemeen advies. Ook kan er direct stopondersteuning via de praktijk worden aangeboden. 
Aanpak en uitkomsten onderzoek: In dit onderzoek kijken we naar het effect van kort stoppen-met-roken advies, dat na het uitstrijkje door de doktersassistente wordt geven. Er wordt gekeken of meer rokende vrouwen een stoppoging doen na zo’n advies, ten opzichte van vrouwen die dit advies niet krijgen. De doktersassistente wordt getraind om stopadvies te geven, ervaring vooraf is niet nodig. De aanpak wordt onder de rokende vrouwen en doktersassistenten geëvalueerd. De resultaten van dit onderzoeksproject kunnen bijdragen aan het verbeteren van geïndiceerde preventie in de huisartsenpraktijk. Stoppen met roken heeft een belangrijk preventief effect op de gezondheid van vrouwen tussen de 30 en 60 jaar. 
Deelnemers en looptijd: Aan het onderzoek werken huisartsenpraktijken mee. De deelnemers zijn vrouwen die de huisartsenpraktijk bezoeken voor het uitstrijkje. Via het JHN zoeken wij 25 enthousiaste huisartsenpraktijken die willen meewerken aan de SUCCESS studie. De studie loopt tot maart 2021.  
Heeft u vragen of wilt u meer informatie over de SUCCESS studie? Neem dan contact op met het onderzoeksteam via Marthe Mansour, aioto (success.studie@amc.uva.nl). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de Huisartsgeneeskunde van het Amsterdam UMC – locatie AMC, in samenwerking met de Public Health & Eerstelijnsgeneeskunde van het LUMC.

GABHS Infecties uitklapper, klik om te openen

De Groep A Streptokok (GAS) is een bacterie die verschillende infecties kan veroorzaken zoals keelontsteking, roodvonk en kraamvrouwenkoorts. Sinds 2014 is er in Engeland en Wales een toename van roodvonk en invasieve GAS infecties waargenomen. Het is onduidelijk of een dergelijke toename ook in Nederland heeft plaatsgevonden. Daarnaast is de oorzaak van deze toename nog onvoldoende opgehelderd. Een mogelijke verklaring zou de introductie van pneumokokkenvaccinatie kunnen zijn waarbij er een shift in mogelijke verwekkers van luchtweginfecties in de neuskeelholte optreedt. Door gebruik te maken van geanonimiseerde gegevens van alle patiënten die tussen 2004 en 2020 bij één van de JHN praktijken waren ingeschreven, willen we onderzoeken hoe vaak GAS-gerelateerde infecties over deze jaren optraden in de huisartsenpraktijk, of er sprake is van een trend in de tijd, en wat de mogelijke impact van pneumokkenvaccinatie is op het optreden van deze infecties.
De studie is gestart in maart 2020 en zal naar verwachting tot mei 2021 duren. 
Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de hoofdaanvrager van de studie, dr. R.P. Venekamp.

Voorspellen van het bloedingsrisico in patiënten met kanker die antistolling gebruiken uitklapper, klik om te openen

Patiënten met kanker hebben een verhoogd risico op het krijgen van een bloeding. Daarnaast hebben patiënten met kanker ook regelmatig antistolling nodig, wat het risico op een bloeding verder verhoogt. Om in te kunnen schatten hoe hoog het risico op een bloeding is, kunnen artsen gebruik maken van voorspelmodellen. Er zijn al verschillende van deze voorspelmodellen ontwikkeld die bedoeld zijn om het risico op een bloeding in te schatten bij patiënten die antistolling gebruiken vanwege boezemfibrilleren of trombose. Echter is het nog niet bewezen dat deze modellen het risico op een bloeding ook goed voorspellen bij patiënten met kanker. Het doel van dit onderzoek is daarom om te onderzoeken of deze bestaande voorspelmodellen het risico op een bloeding goed kunnen voorspellen bij patiënten die kanker hebben en antistolling gebruiken. Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de data van het Julius Huisartsen Netwerk.
Voor vragen over dit project kan er contact worden opgenomen met Emmy Trinks / Geert-Jan Geersing.

UTI resistentie; De ontwikkeling van antibioticaresistentie bij de behandeling van urineweginfecties in de Nederlandse huisartsenpraktijk uitklapper, klik om te openen

In deze studie wordt gekeken wat de relatie is tussen de antibiotische behandeling voor urineweginfecties en de ontwikkeling van resistentie in de huisartsenpraktijk.
Dit wordt gedaan door patiënten te evalueren die behandeld zijn voor deze indicatie in regio Utrecht. De data hiervoor staat al opgeslagen in het Julius Huisartsen Netwerk. Data wordt aangevuld door kweekuitslagen uit het huisartsenlaboratorium Saltro. Het koppelen van de voorschrijfdata en kweekdata met antibiogram (bepaling voor gevoeligheid van een bacterie t.o.v. verschillende antibiotica) helpt om inzicht te krijgen in de relatie tussen antibiotica gebruik en bacteriële resistentie in de eerste lijn.   De resultaten kunnen relevant zijn voor de ontwikkeling van richtlijnen voor huisartsen.
Voor meer informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Thijs ten Doesschate.

Bedankt voor uw reactie!

Heeft deze informatie u geholpen?
Graag horen we van u waarom niet, zodat we onze website kunnen verbeteren.

juliuscentrum.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet