Terug

Lopende onderzoeksaanvragen 2021

Lopende onderzoeksaanvragen 2021

2021

Perspectieven en kennis om gezond leven in specifieke groepen te verbeteren uitklapper, klik om te openen

Voor de Nationale Wetenschapsagenda start het UMCU Julius Centrum een studie om bij te dragen aan het verbeteren van preventieactiviteiten van huisartsenpraktijken en andere aanbieders in de Utrechtse wijk bij hart-en-vaat-ziekten. Met preventieactiviteiten proberen huisartsen ernstige gezondheidsproblemen te voorkomen. In dit onderzoek gaan we kijken wat de ervaringen en wensen zijn van burgers met gezond leven en met de ondersteuning hierbij vanuit de mensen om hen heen (familie, vrienden, huisarts, buurthuis enzovoorts). Voor deze studie worden burgers uitgenodigd die een cardio-metabole aandoening hebben én die een andere culturele context hebben, anderstalig zijn en/of wonen in een achterstandswijk.
In totaal worden 1-3 huisartsenpraktijken in de regio Utrecht betrokken. Zij bieden van februari – april 2022 ondersteuning bij het vinden van 60 burgers die een hartvaatziekte hebben gehad. Deze burgers worden uitgenodigd voor deelname aan één van de zes focusgroepen. Bij deze focusgroepen zal een vertaler vanuit de betreffende doelgroep aanwezig zijn. Met de huisartsenpraktijk wordt ook afgestemd welke leefstijl programma's de huisartspraktijk graag zou evalueren.
De deelnemers aan de focusgroep zullen ook gevraagd worden om mensen om hen heen te vragen mee te doen aan een aanvullend online interview. Dat interview moet inzicht geven in de bijdrage die formele en informele contacten hebben op de (gezonde) leefstijl.
Bij vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met Helene Voogdt 

Verschillen tussen vrouwen en mannen in de medicamenteuze behandeling van hypertensie in de eerste lijn in Nederland. uitklapper, klik om te openen

Hart- en vaatziekten leveren een grote bijdrage aan het aantal ziektes en overlijdens wereldwijd, en dit aantal neemt alleen maar toe. Het hebben van een hoge bloeddruk verhoogt het risico op het krijgen van hart- en vaatziekten. In Nederland neemt het aantal mensen met een hoge bloeddruk toe. Een groot deel van de mensen met hoge bloeddruk wordt door de huisarts behandeld. Het is al langer bekend dat er verschillen zijn tussen hoge bloeddruk in vrouwen en mannen. Zo komt hoge bloeddruk vaker voor bij mannen dan bij vrouwen vóór de overgang, na de overgang is dit juist andersom. Ook lijken de onderliggende oorzaken van hoge bloeddruk te verschillen in vrouwen en mannen. Daarnaast zijn er verschillen gevonden in de manier waarop vrouwen en mannen reageren op de medicatie tegen hoge bloeddruk. Ondanks al deze verschillen is de behandeling van hoge bloeddruk voor vrouwen en mannen toch vaak hetzelfde. In deze studie kijken we hoe vrouwen en mannen behandeld worden voor hoge bloeddruk in de huisartsenpraktijk. Zo kunnen we hopelijk meer inzicht krijgen in hoeverre er verschillen zijn in deze behandeling of juist niet en waarom deze bestaan als ze er wel zijn. Deze studie gebruikt data van alle patiënten in de database met hoge bloeddruk, waarvan ook de medische voorgeschiedenis en de medicatie bekend is. De data wordt gebruikt om te kijken naar verschillen tussen vrouwen en mannen in de hoeveelheid, soort en dosering van medicatie tegen hoge bloeddruk. Wij hopen dat dit onderzoek bijdraagt aan de kennis over de behandeling van hoge bloeddruk in de huisartsenpraktijk. Hopelijk kan er zo in de toekomst worden gewerkt aan een behandeling van hoge bloeddruk die specifiek gericht is op vrouwen of mannen. Duur studie: september 2021 t/m maart 2022
Bij vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met M. Hollander

Het Effect van de Anticonceptie Pil op Emotieregulatie tijdens Adolescentie uitklapper, klik om te openen

De anticonceptiepil wordt door miljoenen vrouwen wereldwijd gebruikt. In de praktijk wordt gezien dat de meeste vrouwen geen verschil merken bij het gebruik van de pil, terwijl anderen minder goed met hun emoties kunnen omgaan of zelfs depressief of angstig worden. Daarnaast is er nog een groep vrouwen die zich juist beter voelen door het gebruik van de pil. Door het grote verschil in reacties op de pil is er geen duidelijk antwoord te geven op de vraag hoeveel en welk effect de pil heeft op emoties.  Het overgrote deel van het onderzoek naar het effect van de pil op emotie is gedaan met volwassenen, terwijl de pil vaak voor het eerst wordt gebruikt tijdens adolescentie. De effecten van de pil kunnen dus anders zijn voor jong volwassenen. Het doel van deze studie is om te onderzoeken bij wie de pil voor verslechterde regulatie van emoties zorgt. De uitkomsten kunnen zorgen voor meer informatie voor de voorschrijver en toekomstige gebruikers van de pil. Deelnemers aan het onderzoek wordt gevraagd om gedurende drie maanden twee keer op gesprek te komen bij de onderzoekers op Utrecht Science Park. Het eerste gesprek vindt plaats voordat er met de pil wordt begonnen en het tweede gesprek nadat de pil drie maanden is gebruikt. Tijdens deze gesprekken vinden er verschillende onderzoeken plaats zoals het invullen van een aantal vragenlijsten en de reactie op bepaalde afbeeldingen en geluiden. Huisartsen binnen en rondom de regio Utrecht wordt gevraagd om de informatie en flyer van dit onderzoek te delen met toekomstige pil gebruikers. Duur studie: oktober 2021 t/m maart 2023Voor vragen en opmerkingen  kunt u contact opnemen met A.M.Doornweerd

E.mbrace: een studie naar het voorkómen van (ernstige) E.coli infecties door middel van vaccinatie uitklapper, klik om te openen

De bacterie E. coli is de belangrijkste veroorzaker van blaasontstekingen. Een ernstige complicatie die hierbij kan optreden is bloedvergiftiging. Vooral volwassenen ouder dan 60 jaar die in de afgelopen twee jaar een blaasontsteking hadden, hebben een verhoogd risico op deze complicatie.  Ondanks opname in het ziekenhuis en behandeling met antibiotica via het infuus, kan bloedvergiftiging leiden tot complicaties en overlijden. Daarnaast worden E. coli bacteriën steeds minder gevoelig voor antibiotica en kan het zijn dat alleen nog antibiotica via het infuus werken, waardoor een patiënt langer voor behandeling opgenomen moet blijven in het ziekenhuis.
Het is daarom van belang om te zoeken naar mogelijkheden om het risico op bloedvergiftiging door de E. coli bacterie te verlagen. Met dat doel is een vaccin ontwikkeld, dat in eerdere onderzoeken veilig is gebleken en zorgt voor goede afweer tegen meerdere soorten E. coli. Het vaccin is nog niet geregistreerd als geneesmiddel en bevindt zich in de laatste fase van het onderzoek om geregistreerd te kunnen worden.
Door volwassenen van 60 jaar en ouder die in de afgelopen twee jaar een blaasontsteking hadden via loting ofwel het E. coli vaccin ofwel een placebo vaccin toe te dienen, willen we onderzoeken of het vaccin ook bloedvergiftiging met E. coli kan voorkomen of verminderen. In totaal zullen wereldwijd 18.556 deelnemers worden ingesloten in de studie waarvan 500 deelnemers in de regio Utrecht.

Voor vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met prof. dr. M.J.M. Bonten.

Hevige menstruatie en stollingsstoornissen bij meisjes in de eerste lijn. uitklapper, klik om te openen

Jongvolwassen vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies (HMB) hebben vaak al jaren klachten, voordat er wordt gedacht aan een mogelijk onderliggende bloedingsstoornis. Deze jarenlange vertraging zorgt voor onjuiste behandeling, minder maatschappelijke participatie, meer psychische problemen en sociaal isolement.
Om bij vrouwen met HMB eerder een mogelijk onderliggende bloedstollingsstoornis te ontdekken is er een digitale vragenlijst ontwikkeld (SASI). Op dit moment is nog onduidelijk of het ook zinvol is deze vragenlijst in de huisartspraktijk te gebruiken. In deze studie wordt gekeken of het gebruik van deze vragenlijst de huisarts en de patiënt kan helpen om eerder een diagnose te stellen. Hiervoor worden de gegevens gebruikt van vrouwen met HMB. Door middel van deze gegevens wordt gekeken welke diagnostiek de huisarts nu toepast en hoe deze vrouwen worden behandeld. Daarnaast wordt gekeken hoe vaak jongvolwassenen vrouwen met HMB zich bij de huisarts melden. Duur studie: 1 april 2021 t/m 1 oktober 2022.  
Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met S.J. van t Klooster

CovidTherapy@Home uitklapper, klik om te openen

In de studie Covidtherapie@home wordt onderzoek gedaan naar het ontwikkelen en evalueren van een werkwijze waarbij patiënten met een COVID-19 infectie (waarbij patiënten een verlaagd zuurstofgehalte en/of verhoogde ademarbeid hebben) veilig in de thuissetting kunnen worden behandeld en gemonitord. Hiermee wordt een reguliere zorgopname voorkomen. Daarmee wordt COVID-19 patiënten het isolement van een ziekenhuisopname bespaard en wordt de ziekenhuiszorg ontlast. De huisarts zal inschatten of een patiënt geschikt is voor deelname aan de studie. Als de patiënt geschikt is en interesse heeft in studiedeelname, zal de patiënt thuis de benodigde behandeling ontvangen (bijv. zuurstof en/of medicatie). Patiënten zullen drie keer per dag hun klachten en vitale waarden bijhouden in een app of een dagboek. Zij voeren zelf metingen uit van zuurstofsaturatie, hartslag en temperatuur. Deze gegevens worden volgens een strikt protocol gemonitord door het Medisch Regiecentrum (UMC Utrecht). Op (tenminste) dag 0, 1, en 2 van de thuisbehandeling zal een thuiszorgverpleegkundige bij patiënten langsgaan voor klinische evaluatie en ondersteuning. Patiënten worden 30 dagen gevolgd. De studie zal lopen tot 30 patiënten zijn geïncludeerd of totdat de werkwijze 'uitontwikkeld' is.
Voor vragen over de studie kan contact worden opgenomen met het onderzoeksteam: covidtherapyhome@umcutrecht.nl of bellen met 0631118402

Van Wijkdata naar Wij(k)doen uitklapper, klik om te openen

Het project van Wijkdata naar Wij(k)doen is tot stand gekomen om de gezondheid in de verschillende wijken in Utrecht te bevorderen. In wijken zijn er professionals met verschillende achtergronden die werken aan gezondheid en welzijn van inwoners. Hierbij kan je denken aan de gemeente, huisartsen, fysiotherapie, sociale wijkteam etc. Door de professionals met elkaar in gesprek te laten gaan tijdens wijksessies, willen we de gezondheid in de verschillende wijken in Utrecht bevorderen. Tijdens deze sessies gaan deelnemers door middel van verschillende werkvormen aan de slag met gegevens over de gezondheid in de wijk, waaronder gegevens uit JHN. De gegevens uit JHN worden alleen op wijk- en subwijkniveau gedeeld en niet op individueel niveau.
Ieder vakgebied verzamelt data en in dit project proberen we die bij elkaar te brengen, een gedeeld beeld te krijgen en samen focus te kiezen in plaats van dat ieder dit binnen zijn eigen vakgebied doet.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Anna Kersten.

Sekseverschillen in primaire gezondheidszorgcontacten voorafgaand aan de diagnose van perifeer arterieel vaatlijden. uitklapper, klik om te openen

Perifere vaatziekte (PAD) is een vernauwing van de perifere slagaders die de benen, de maag, de armen en het hoofd bedienen. "Perifeer" betekent in dit geval: weg van het hart, in de buitenste regionen van het lichaam. PAD tast meestal de slagaders in de benen aan. Dit kan leiden tot terugkerende vermoeidheid, een krampend gevoel of pijn. Dit wordt ook wel claudicatio intermittens genoemd (pijn of zwakte tijdens het lopen die met rust wordt verlicht). Slechts de helft van de oudere bevolking met PAD heeft klachten.  Ongeveer 40% van de PAD-patiënten heeft geen klachten, en slechts 10% heeft typische claudicatio intermittens. PAD wordt van oudsher beschouwd als een ziekte die die meer voorkomt bij mannen dan bij vrouwen. Maar recente studies naar PAD stellen dat vrouwen minstens even vaak als mannen worden getroffen. Sommige studies wijzen op geslachtsverschillen in PAD door verschillen in soort symptomen, functionele status en behandelingskeuze. In dit onderzoek willen we bestuderen of mannen en vrouwen verschillen in de hoeveelheid contacten met de huisartsen voorafgaand aan de diagnose PAD en of zij verschillen in de hoeveel andere ziekten zij daarnaast nog hebben. Dit onderzoek wordt uitgevoerd met gegevens uit het huisartsendossier van patiënten met een eerste verdenking op PAD (voordat de diagnose echt gesteld is). Voor elke patiënt met verdenking op PAD worden ook de gegevens opgevraagd van vier controle personen die geen verdenking op PAD hebben op het moment dat de patiënt gediagnosticeerd is en die dezelfde leeftijd en  geslacht heeft en uit dezelfde huisartsenpraktijk komt.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Michiel Bots, Arts-epidemioloog

OPTIMA uitklapper, klik om te openen

Een acute middenoorontsteking komt vaak voor op kinderleeftijd. Ondanks de inzet van de gebruikelijke pijnstillers (paracetamol, ibuprofen) en op indicatie antibiotica, gaat de aandoening gepaard met oorpijn en ongemak bij het kind. Daarnaast heeft het ook impact op het gezin door slapeloze nachten, school- en werkverzuim. Het is daarom belangrijk dat gezocht blijft worden naar behandelingen die de klachten kunnen verlichten. Pijnstillende oordruppels lijken een snel maar kort effect te hebben in eerdere studies. Het huidige bewijs is alleen van onvoldoende kwaliteit om een zekere uitspraak over het effect te kunnen doen. In dit project wordt onderzocht of pijnstillende oordruppels (Otalgan®) bovenop de standaardzorg leidt tot minder oorpijn bij kinderen van 1-6 jaar die de huisarts bezoeken met een acute middenoorontsteking. Dit wordt gedaan door 300 kinderen middels loting toe te wijzen aan:
of 1) Otalgan® max. 6 keer/dag 1-2 druppels gedurende 7 dagen bovenop standaardzorg
of 2) standaardzorg.
Voor vragen kunt u contact opnemen met dr. R.P. Venekamp, de hoofdaanvrager van de studie.

Passend voorschrijven – Stoppen van preventieve medicatie bij patiënten met een levensverwachting van minder dan een jaar. uitklapper, klik om te openen

Gedurende de laatste fase van het leven is het gebruik van sommige medicatie niet langer zinvol omdat de oorspronkelijke indicatie niet meer aanwezig is, of omdat de werking van het geneesmiddel de levensverwachting overschrijdt.
Doorgaan met deze medicatie weegt dan voor de patiënt niet meer op tegen mogelijke bijwerkingen, de kosten en de belasting van het innemen van de medicatie. Bovendien wordt de patiënt op deze manier niet behandeld volgens het centrale doel van zorg in de palliatieve levensfase: het optimaliseren van de kwaliteit van leven.
In samenwerking met verpleegkundig specialisten, huisartsen en apothekers streven we ernaar patiënten met een levensverwachting van minder dan een jaar tijdig te identificeren. Vervolgens zal de verpleegkundig specialist met deze patiënten in gesprek gaan om gezamenlijk een nieuw medicatieplan te maken.
Met de gegevens van de JHN database kunnen we een goede inschatting maken van hoe en hoe vaak er in het afgelopen jaar dergelijke gesprekken zijn gevoerd met patiënten om de medicatie te stoppen. Hiermee kunnen we dan de resultaten van ons onderzoek vergelijken waarin we middels een nieuwe strategie patiënten in de laatste levensfase eerder willen identificeren en gesprekken mee aan gaan over onder andere hun medicatie.
De studie heeft een looptijd van 2 jaar (juli 2020-2022). Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dr. Ir. FH van der Baan.

Langdurig gebruik van Fosfomycine voor de behandeling van Cystitus in de eerste lijn. uitklapper, klik om te openen

Blaasontsteking is bij vrouwen de meest voorkomende reden om naar de huisarts te gaan. Een blaasontsteking wordt in principe behandeld met een 5-daagse nitrofurantoïnekuur. De tweede behandelkeus is een eenmalige dosering van 3 gram fosfomycine. Fosfomycine wordt steeds vaker voorgeschreven. De eenmalige dosering is patiëntvriendelijk en het heeft weinig bijwerkingen. Eerder onderzoek liet geen verschil zien tussen de werkzaamheid van nitrofurantoïne en fosfomycine, maar een recent onderzoek heeft dat in twijfel getrokken. Het vermoeden bestaat dat dit met de dosering van fosfomycine te maken kan hebben.
In dit onderzoek worden drie verschillende behandelingen bij vrouwen met een blaasontsteking vergeleken.
Deze behandelingen zijn:
- eenmalig fosfomycine
- tweemaal fosfomycine (op dag 1 en 3)
- een 5-daagse nitrofurantoïnekuur
Verwachte uitkomsten: Dit onderzoek bekijkt of een van deze behandelingen het snelst leidt tot het verdwijnen van klachten. De behandeling van een veel voorkomend probleem kan zo worden verbeterd.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Tamara Platteel.

Behandeling van UTI bij mannen uitklapper, klik om te openen

Blaasontstekingen komen veel voor, maar veel vaker bij vrouwen dan bij mannen. Blaasontstekingen komen bij mannen vaker voor naarmate ze ouder worden. Ook hebben mannen een grotere kans om ernstiger ziek te worden van een blaasontsteking dan bijvoorbeeld niet zwangere gezonde vrouwen.
Er is maar weinig onderzoek gedaan naar de behandeling van blaasontstekingen bij mannen. Er bestaan daardoor ook twijfels over wat de beste behandeling is voor blaasontstekingen bij mannen. We vermoeden dan ook dat hierdoor de bestaande richtlijn voor de behandeling van blaasontstekingen bij mannen niet altijd goed gevolgd wordt. Met dit onderzoek willen we onderzoeken in hoeverre de richtlijn wordt gevolgd en wat het risico is dat patiënten hiervan nadelen ondervinden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Tamara Platteel.

DICKENS 2 uitklapper, klik om te openen

In de “DICKENS2” studie wordt onderzocht wat de invloed van de Corona uitbraak op de opsporing van kanker is. Reden is dat het aantal nieuwe kankerdiagnoses tijdens de eerste Corona golf 20-25% lager lag dan in voorafgaande jaren. Voor patiënten met een melanoom zelfs meer dan 40% lager (COVID-19 en kanker - IKNL).  Opsporing bij deze mensen is naar verwachting vertraagd omdat patiënten hun bezoek aan de huisarts uitstelden en omdat reorganisatie in de huisartspraktijk het opsporen van kanker minder goed mogelijk maakte. Ook de ziekenhuizen moesten reorganiseren, waardoor aanvullend onderzoek minder snel mogelijk was. Voor het onderzoek naar de vertraging in kankerdiagnostiek wordt naast de data van het Julius Huisartsen Netwerk (JHN) ook data gebruikt van andere huisartsen netwerken in Nederland (Amsterdam, Groningen en Maastricht), waarmee JHN nauw samenwerkt (het Intercity Netwerk). De data van al deze netwerken worden gekoppeld aan de Nederlandse kankerregistratie (NKR).  In deze data worden, voor verschillende kankervormen (longkanker, borstkanker, darmkanker, melanoom), de volgende onderzoeksvragen beantwoord:
- Hoe vaak presenteerden mensen zich met alarmsymptomen voor kanker bij de huisarts,in vergelijking tot voor de Corona pandemie?
- Wat is de toename in de tijd tussen;
  o Eerste klacht bij de patiënt en presentatie bij de huisarts
  o Presentatie bij de huisarts en verwijzing naar een medisch specialist
Het onderzoek is een vervolg op de Dickens I studies waarin het diagnostisch proces van kanker in beeld gebracht werd. Door dit vervolgonderzoek kunnen wij concrete aanbevelingen geven voor het beleid en de communicatie bij het verloop van de Corona pandemie om effectieve kanker opsporing zoveel mogelijk te behouden. De Dickens2 studie maakt deel uit van een groter project, Covid Cancer Care NL. Dit project bestrijkt naast de huisartsenzorg ook de ziekenhuiszorg.  owel de Dickens 2 als Covid Cancer Care NL zijn gefinancierd door ZonMw.  
Contactpersonen: Dr Charles Helsper – Arts onderzoeker en Matthew Grant – Arts onderzoeker 

De vroege detectie van antilichaamdeficiënties in de eerstelijnsinstellingen. uitklapper, klik om te openen

Antistof-deficiënties zijn zeldzame ziektes van het afweersysteem. Hierbij is er een probleem met het maken van antistoffen. Antistoffen zijn eiwitten die bijvoorbeeld belangrijk zijn in de afweer tegen bacteriën. Een gebrek aan antistoffen kan veel verschillende klachten geven. Bijvoorbeeld ontstekingen die vaak terugkomen.  
Omdat antistof deficiënties zeldzaam zijn en veel verschillende soorten klachten kunnen geven, worden ze vaak pas laat ontdekt. Soms kan het meer dan 10 jaar duren voordat de ziekte wordt herkend. In deze periode kan een patiënt al ernstige gezondheidsklachten hebben. Dit terwijl er goede behandelingen voor antistof deficiënties bestaan. Als een antistof deficiëntie eerder wordt herkend, kan er ook eerder worden gestart met de behandeling. Zo kunnen ernstige gezondheidsklachten worden voorkomen.
Om antistof deficiënties eerder te herkennen heeft het UMC Utrecht een puntensysteem ontwikkeld. Dit puntensysteem kan de huisarts helpen om te bepalen welke patiënten een verhoogd risico hebben op een antistof deficiëntie. Hiervoor worden punten gescoord op basis van bepaalde codes die zijn vastgelegd in het huisartsendossier. Dit zijn codes die gaan over klachten, voorgeschreven medicijnen en uitslagen van bloedonderzoek.
In het GP-PAD onderzoek kijken we of we met behulp van het puntensysteem patiënten met een antistofdeficiëntie eerder kunnen herkennen binnen de huisartsenpraktijk. Als eerste stap is dit puntensysteem toegepast op de huisartsendossiers van 30 patiënten met een bekende antistof deficiëntie. In samenwerking met het Julius Huisartsen Netwerk zullen we dit puntensysteem ook toepassen op de anonieme huisartsendossiers van een algemene populatie. Hierdoor kunnen we goed het verschil zien in het aantal punten van patiënten met een antistof deficiëntie en het gemiddeld aantal punten van patiënten uit de algemene bevolking. Met deze informatie kunnen we het puntensysteem verder verbeteren. In de vervolgstappen van dit onderzoek zullen we kijken of we met behulp van dit puntensysteem nieuwe patiënten met een antistofdeficiëntie kunnen herkennen. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marianne Messelink.

Bedankt voor uw reactie!

Heeft deze informatie u geholpen?
Graag horen we van u waarom niet, zodat we onze website kunnen verbeteren.

juliuscentrum.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet